Inhoud
De rit naar Guadalest
Ik schreef het vroeger al: de weg is de bestemming. Ook aan de Spaanse witte zandstranden. De rit van de toeristische Benidormse Costa Blanca naar het binnenland is onbeschrijflijk mooi. Tijdens een luttele 20 kilometer kom je in een andere wereld terecht, waar je grossiert in de heerlijkste vergezichten. Daarom alleen al moet je naar Guadalest. Zelfs als je last hebt van wagenziekte.
Bochtenwerk
Vanaf de kust gaat het onmiddellijk in klimmende lijn (niet alleen de weg, ook de beleving), want je rijdt quasi direct de bergen in. Hoe imposant en woest zijn de omringende sierras hier! De tot 1000 meter hoge hellingen zijn aanvankelijk nog felgroen en dichtbegroeid met een tapijt van nispero-struiken, citrusbomen en dennen. Hogerop houden spaarzame zwartgroene enkelingen zich overeind op de stenige en onherbergzame flanken. Ondertussen kronkelt de rivier Guadalest zich in de diepte een weg. Langs soms pittige haarspeldbochten kruipt af en toe een auto naar boven. Zoals de onze. Terwijl de chauffeur de auto op de weg houdt en behendig langs de krommingen laveert, kan ik -dankzij mijn onmisbare reisziektepillen- mijn ogen de kost geven. Het uitzicht is zo mooi dat er geen sprake is van indutten (een minder gewilde bijwerking van de medicatie). Vanuit het open raam neem ik foto’s dat het een lieve lust is, want stoppen is niet altijd mogelijk op de smalle baan. Met onscherpe landschapjes als resultaat. Maar ze blijven het bekijken waard. En na elke draai komt er weer een nieuwe postkaart tevoorschijn, in gevarieerde tinten van groen, bruin, blauw en grijs.
Arendsnest
Al kilometers van tevoren tuur ik reikhalzend naar de rotsformaties die na elke bocht opdoemen: ik wil als eerste het eeuwenoude arendsnest spotten. Toch word ik nog bijna verrast. In wat eerst grijs gesteente leek, herken ik later, dankzij de witte huizen van het moderne Guadalest, dan toch het bevallige bergdorp.
De grote (nu corona-lege) parkeerplaats verraadt dat het hier in het hoogseizoen best wel druk kan zijn. Je betaalt er 2 euro voor een dag parkeren. Wij zijn hier in november, geen toeristische topper, maar er dwalen toch wel wat Noord-Europeanen rond. Ondertussen laat de wind zich op deze hoogte ook best wel voelen. De lucht is blauw – maar de kou bijt af en toe in onze wangen. Terwijl het 20 km terug nog vlot 17°C was.
Toegang tussen de rotsen
We willen zo snel mogelijk het oude Castello en dorp ‘on top of the world’ zien. Een netjes aangelegd pad kronkelt naar de rotsen en als we omlaag kijken, ontdek ik een idyllische palmentuin die in terrassen op de helling aangelegd is. Granaatappelbomen -rijpe vruchten incluis- maken het plaatje compleet. Bovenop de rots klept de klok in de iconische witte toren..
Het pad leidt regelrecht naar de rotsen. Een nauwe spleet, uitgehouwen in de rotsen, blijkt de zo goed als oninneembare toegang tot het dorp en het kasteel te vormen (de Portal de Sant Josep). Alles is hier opvallend spic-and-span gepoetst (afschuwelijke lantaarn incluis) , maar toch zie ik in mijn fantasie hoe koene ridders hier van bovenaf werden bestookt en het onderspit moesten delven.
Dorp met uitzicht
Er blijken maar enkele straten te liggen achter de rotsdoorgang. Of liever : één hoofdstraat. We wandelen langs het Orduna-huis dat toegang geeft tot het castello, gaan binnen in een oude kerk waar een groepje Britse toeristen oneerbiedig luid commentaar geeft. Als de echtgenoot een opmerking maakt, druipen ze af. Een oude Spaanse dame en haar dochter die voor een Mariabeeld neerknielden, knikken dankbaar. Dan reppen we ons langs de -veelal gesloten- toeristische winkeltjes van de hoofdstraat naar het dorpsplein dat een spectaculair uitzicht biedt op de omgeving.
Met open mond bewonder ik het stuwmeer van de Guadalestrivier dat zich honderden meters lager blauwgroen en langgerekt uitstrekt. Wat een unieke plek! Het meer werd in het midden van vorige eeuw aangelegd en voorziet sindsdien een groot deel van de provincie Alicante van drinkwater en water voor de akkers. In de winter is er vaak wateroverlast, dan moet er via sluizen zelfs water geloosd worden. Rondom het meer slingeren zich heerlijke wandelpaden, laat ik me vertellen. En ik kan niet anders dan dat ook geloven.
We wandelen de hele lengte van de muur langs het dorpsplein af, want vanaf elk plekje is het uitzicht gewoonweg betoverend. Kan je het je voorstellen?
Omdat Guadalest op de top van de rotsformatie ligt, ben je echt langs alle kanten omgeven door de mooiste plaatjes. Het meest bijzonder vond ik het zicht op het stuwmeer, maar ook de glooiende olijfboomgaarden en wijngaarden van de omringende dorpen zuigen onze blikken naar zich toe. Dit maakt ons alleen maar nieuwsgieriger naar ‘ El Castell’.
Op het dorpsplein werpen we nog een blik in het ‘stadhuis’ dat in de twaalfde eeuw … de gevangenis was. Daarna zetten we koers naar het kasteel.
El Castell
Daarvoor moeten we terug naar Casa de Orduna, een oude notabelenwoning die helemaal tegen en in de rots is gebouwd. De Orduna’s waren, nadat de Spanjaarden in de 17de eeuw Guadalest op de Moren veroverden, gedurende tientallen jaren marktgraven, markiezen en gouverneurs van het Castell. In de ruime historische woning pikken we nog wat cultuur mee via de audiogids (€4), er is charmant 18de eeuws meubilair, we bewonderen knappe 19de eeuwse familiefoto’s, glas- en servieswerk, een bibliotheek en een mooie patio, maar het huis zelf is verder über-clean en (volgens mijn bescheiden mening) kapotgerestaureerd. Nee, geef mij dan maar zo snel mogelijk dat kasteel en de uitzichten die het biedt. We beklimmen snel de trappen naar de 11de eeuwse gotische vesting. Of wat ervan overblijft.
Kasteeltjen
We klauteren tot bij de gedeeltelijk gerestaureerde donjon van de burcht, kijken neer op de rotstoegang onder de klokkentoren waar we daarnet nog stonden en …laven ons aan het uitzicht op de wereld die voor onze ogen uitgestrekt ligt. Wie hier staat (of woont?) voelt zich heer en meester, dat kan niet anders. Adembenemend, imposant, fascinerend !
Op deze plek wordt nog maar eens duidelijk waarom de Moren net hier een vesting bouwden. Pittig detail is ook dat zelfs na de herovering door de Spanjaarden nog heel veel moslims in de afgelegen Spaanse bergdorpen bleven wonen. Dat was ook het geval in Guadalest.
De begraafplaats
De wind rukt aan onze jassen en haren, maar toch is het moeilijk om het uitzicht los te laten en verder te gaan. Er is echter nog één plek die we willen bezoeken, op het hoogste punt van dit dorp met zijn betoverende ligging. Dat is de begraafplaats, naast het kasteel. Nog altijd kleuren hier bloemen de graven.
Gezeten op een bankje genieten we van de ultieme rust en stilte. Hier rusten de doden wel heel dicht bij de hemel.
Langs de kruisweghaltes in wit-en-blauw kuieren we daarna terug naar beneden.
De uiteenlopende mini-musea die je in het dorp nog kan bezoeken laten we links liggen. Maar een wandeltocht rond het stuwmeer, die komt toch op het verlanglijstje. Al blijkt dat de winter daarvoor niet het geschikte seizoen is. Bij heftige regenval stijgt het waterpeil van de Guadalest die het meer bevoorraadt soms gevaarlijk snel.
Omringd door de hoogste bergketens van de provincie, de sierras de Aitana, Serella en Xortà vatten we de terugtocht aan. Helemaal vervuld van wat we vandaag beleefd en bewonderd hebben.
Ook leuk om te lezen:
Wat is het daar prachtig!
Die uitzichten! Zo mooi!!! ❤️
Het ziet er inderdaad mooi uit! Ik hou het in het achterhoofd om ook eens te bezoeken; bedankt voor jouw verslagje 🙂
Met veel plezier gedaan, Katrien! Ik was onder de indruk van de geweldige uitzichten! En in de buurt van het meer zal de natuur ook zeker de moeite zijn. In de zomer denk ik dat het dorp wel bulkt van de bezoekers. Al is dat in Corona-tijden mss anders ?
Dank je wel! Ga ik zeker een keer naartoe.
Ik vond het er erg mooi! Denk dat de beste periode wel het laagseizoen is. Vele groeten!