Drie weken per jaar zijn ze te bezoeken, de Koninklijke Serres in de tuinen van het Koninklijk Domein in Laken (Brussel). Dat was al zo sinds koning Leopold II ze eind 19de eeuw liet bouwen. De monumentale paviljoenen en sprookjesachtige glaskoepels van architect Alphonse Balat (1818-1895), leermeester van Victor Horta, spreken enorm tot de verbeelding van elke architectuur – en tuinliefhebber. Het feit dat de serres via glazen gangen verbonden zijn met het Kasteel van Laken – de woonplaats van de koninklijke familie – zorgt voor extra cachet. En verder treed je bij een bezoek aan de mythische Wintertuin – de topper van het complex -natuurlijk ook in de voetsporen van de exclusieve genodigden die de Belgische vorsten hier doorheen de jaren ontvingen. Redenen genoeg dus om minstens één keer in je leven statig door deze unieke en exclusieve glazen stad te schrijden.
Inhoud
Zeg niet ‘Koninklijke Serres’ maar ‘Koninklijk Park’
Ik werd voor moederdag getrakteerd op deze visite. En ik kwam een boel bijzonderheden te weten tijdens het bezoek. De belangrijkste conclusie is echter: een bezoek aan de serres is méér dan een bezoek aan de serres.
Het serrecomplex is – zoals je leest in de folders- reusachtig. Maar een keer ter plekke blijkt dat het slechts een bescheiden onderdeel is van een schijnbaar eindeloos park waarin het Kasteel van Laken zich bevindt. Een bezoek aan de serres is dus zeker meer dan even door wat glazen veranda’s struinen.
Kies bij mooi weer voluit voor de langste van de twee bewegwijzerde wandelroutes. Ze is slechts 3 km lang, maar je ontdekt al kuierend door het domein hoe gigantisch en bijzonder dit groene park in hartje Brussel is. Je vindt hier uitgestrekte zachtglooiende graspartijen, vijvers met romantische ruïnes, bloemrijke prieeltjes en meterslange romantische rozenbogen. Plus klassieke beelden, hagen met doorkijkjes, unieke oude boomsoorten en in de verte glanzen er nog wat waterpartijen in de zon. Om het af te maken.
Sportieve glooiingen
Het park werd bewust in glooiende hellingen aangelegd. Niet alleen omwille van het mooie uitzicht of het adembenemende perspectief. Ook omdat de koninklijke familie tijdens sneeuwrijke winters al wel eens op de latten wilde staan. Slalommen tussen bomen en struiken. Echt! Koningin Elisabeth was er een kei in.
Oosterse touch
In het park ontdek ik ook de Japanse toren (1905). Een fascinerende herinnering aan de modieuze hype van het oosters exotisme eind 19de eeuw. En een droom van Leopold II natuurlijk. De toren was volgestouwd met Japanse kunstschatten. Gedecoreerd met authentieke 17de-eeuwse Japanse ornamenten. Drakenkoppen enzo. Al jaaaaaren gesloten ondertussen. Maar nog altijd één van de raadselachtige schatten van het domein. Zo jammer dat alleen het gelijkvloers stabiel genoeg is om het gewicht van vele bezoekers te doorstaan. Even binnenwippen zit er voorlopig niet in.
En dat geldt ook voor het nabijgelegen Chinese paviljoen. Leopold II kon zelf het openingslintje niet doorknippen in 1910, want het paviljoen was pas zes maanden na zijn overlijden af. Hij wilde er liefst een luxerestaurant van maken. Zou het kunnen dat die plannen ondertussen opgeborgen zijn?
Verborgen favoriete plekken
Geen wonder dat koningen en koninginnen in dit uitgestrekte domein ook wel hun favoriete plekjes hadden. Plaats zat immers voor een leuke werkplaats, een geheime hideout of een gezellig atelier. Het tiny house avant la lettre. Zoals de charmante cottage ‘with a view’ die koningin Elisabeth vlakbij de serres liet optrekken. De ideale plek om te deconnecteren en om je artistieke aanleg de vrije loop te laten.
Leopold II liet bij de serres ook een extra optrekje neerplanten. Dat spoedig als privé-verblijf werd ingericht. Zo kon hij even ontsnappen aan het protocollair harnas en …pottenkijkers die wel meer te weten wilden komen over zijn vele escapades.
Twee generaties later liet opvolger Leopold III één van de serres die buiten gebruik was (de ‘Ijzeren kerk’) ombouwen tot een subtropisch zwembad (1937). Daar konden de koningskinderen in hun vrije tijd te midden van de tropische planten naar hartenlust in het water poedelen. Het roemruchte welig begroeide tropisch paradijs is niet te bezichtigen. Check de serre met het bordje ‘privé’ op de deur vlakbij Elisabeth’ s atelier .
Geen serres maar een glazen stad
Dat de serres (gebouwd tussen 1874 en 1890) een internationale faam hebben, verwondert niet als je via schier eindeloze glazen gangen vol fuchsia’s, pelargoniums, geraniums, begonia’s en massa’s andere bloemen en planten vanuit de orangerie naast het koninklijk paleis van serre naar serre wandelt. Het gaat hier niet om een groepje van enkele losstaande serres, het is één geheel, één grote glazen stad.
Enkele cijfers? De serres beslaan een oppervlakte van 15 000 m², de grootste serre (de Wintertuin, herkenbaar aan het kroontje) is 25 meter hoog zodat er palmen kunnen groeien. Het duurde zo’n dertig jaar voor de glazen stad af was. Een ploeg van 42 tuiniers houdt nu de boel op orde.
Staalstructuur
De sierlijke staalconstructies zijn niet alleen indrukwekkend qua afmetingen, maar imponeren ook door hun stralende schoonheid. De artnouveau bloemmotieven in de stalen steunen, de speelse ornamenten en luchtige bogen en koepels zijn simpelweg betoverend.
Leuk fait divers voor ons, Leuvenaars: architect Alphonse Balat deed in 1874 voor de levering van de ijzeren balken een beroep op de Leuvense firma A. Durieux et Cie , ook de Société Anonyme des Ateliers de la Dyle genoemd. Zo vreemd was dat natuurlijk niet. De Ateliers de la Dyle waren toen het enige Belgische staalbouwbedrijf.
Duurzaam?
Dat er heel wat technisch denkwerk bij kwam kijken om de serres van water, verluchting en verwarming te voorzien, is ook duidelijk. Het sproeiwater komt uit de vijvers van het park. En sinds 2021 draaien de serre op groene energie. Het hele domein, ook het kasteel, profiteert van afvalwarmte van de verbrandingsoven van Neder-Over-Heembeek. Dat betekent een besparing van 250.000 liter stookolie per jaar. Pfieuw.
Mijn favoriete serres
In die overdaad aan dromerige glazen – en weelderig groene- schoonheid is het moeilijk om er enkele toppers uit te kiezen. Ik probeer het toch.
De Embarcadère of Perronserre
Bij de orangerie maakten we al kennis met de (lege) Theaterserre, maar de Embarcadère in het park was eigenlijk het beginpunt van het hele complex. Ik beeld me in hoe vroeger de koetsen hier stopten en galant paleispersoneel de hoge gasten langs de dure manshoge Chinese vazen de statige trap op leidden. Vandaag is dit nog altijd de ontvangsthal voor wie mag aanschuiven voor de koninklijke recepties in de Wintertuin. De ‘Perronserre’ ? Die heel wat aardsere benaming verwijst naar het ondergrondse treinstation, exclusief voor het kasteel, dat hier oorspronkelijk gepland was. Dream Big!
De Congoserre
Vierkant is ze, en gevuld met subtropische planten. De achthoekige koepel wordt omarmd door vier vierkante koepels. Hier en daar vind je een Congolese exoot, maar echt tropische planten zijn er zeldzaam. Daarvoor zijn de licht- en temperatuursvoorwaarden net niet tropisch genoeg. Desalniettemin… op een palmpje of boomvaren meer of minder wordt hier niet gekeken.
De Wintertuin
Hét meesterstuk van dit glazen paleis is natuurlijk de Wintertuin, daar kan niets tegenop. Wat een droom van een serre! De staalstructuur is enorm imposant en feeëriek tegelijkertijd. Ik snap helemaal dat je hier al eens graag een receptie organiseert.
De Oranjerie
…heeft minder dat dromerige, het is trouwens ook – oneerbiedig gezegd- een veredelde winteropslagplaats voor citrusbomen, lauriers en camelia’s. Die staan in mei op het plein voor de Oranjerie opgesteld. De camelia was Leopold II’s lievelingsbloem.
Tijdens de bezoekdagen kan je in de Oranjerie kleine plantjes en leuke tuinhebbedingetjes kopen. En het is er heerlijk om bij een koffie of flesje fris na te genieten van je fantastische verkenning door de glazen stad. – vanzelfsprekend worden de producten aangeleverd door koninklijke hofleveranciers.
Praktische info
Elke jaar in april/mei zijn de serres open voor bezoekers. Meestal start de ticketverkoop ergens eind maart. Tickets reserveren doe je via deze website.
De tuiniers proberen tegen dat moment de ideale omstandigheden te creëren om alle planten op het juiste moment te laten bloeien zodat je de serres op hun mooist ziet.
Vervoer: aan het station Brussel-Noord vertrekt er een bus (R30 of 31) die je in een kwartiertje naar het Koninklijk Domein brengt. De halte is recht tegenover de ingang van het park. Je kan ook met de auto gaan, maar het parkeerterrein bij het park is niet bijster groot.
Ook leuk om te lezen
- De tuinen van Versailles
- Een regenachtige namiddag in de Plantentuin van Meise
- Op theevisite in Huis Beaucarne
- Sissinghurst in springtime
- Impressies van Giverny, de droomtuin van Monet
- Flaneren in de kasteeltuinen van Landgoed Middachten
- De schitterende rijkdom van het kasteel van Modave
- Een bezoek aan Great Dixter in Northiam (Rye, UK)
Paar jaar geleden hebben wij die bezocht samen met mijn vader (cadeautje voor hem), was inderdaad erg de moeite. Fijn om nog eens mee te kunnen kijken in jouw foto’s.
Ik kreeg de uitstap zelf ook cadeau :D, was een dikke meevaller. Ook omdat het schitterend weer was.
Ik wilde hier ook heel graag naartoe, maar was helaas te laat voor tickets! Daarom zo fijn dat ik met jou kon meekijken!
Echt de moeite! Stip maart volgend jaar al in je agenda aan om tickets te reserveren ;)!
Ja, ik heb het al ingeschreven zodat ik er dan wel op tijd bij ben 🙈
Wow! Perfect! Sneller dan snel ;)!
Jammer dat dit maar 3 weken kan.
Zeker – voor de tuinmannen en -vrouwen is dat waarschijnlijk een opluchting :D!
De serres van Laken.. al lang op mijn programma. Het aangenaam verslag prikkelt nog meer meer nieuwsgierigheid en zet me volgende jaar aan om op tijd tickets te reserveren. Bedankt, Ann.
Ja, hier idem, ik wilde al lang gaan, maar het kwam er maar niet van. Echt de moeite, vond ik. Zeker in de gaten houden, volgend jaar in maart!