São Miguel. Klinkt Portugees. En dat is het ook. Het is het grootste eiland van de Azoren. De eilandengroep ligt op zo’n 4.5 uur vliegen van Brussel in de Atlantische oceaan ten zuiden van Lissabon. Een uithoek, maar nog altijd Portugal en dus ook Europa. Handig! In april genoten we optimaal van de groene weelde op São Miguel, dat niet alleen het grootste maar ook het mooiste en meest gevarieerde eiland van de archipel is. Het leven is er Europees, maar wat moet je weten voor je naar Ponta Delgada vliegt? Een snelcursus São Miguel voor beginners!
In de wolken op São Miguel
Elke natuurliefhebber is in de wolken op São Miguel. Figuurlijk maar ook letterlijk. Het klimaat is er namelijk vrij wisselvallig. Op één dag beleef je er vier seizoenen. In april toch. Al hoorde ik van andere reizigers dat het in de zomer net hetzelfde is. Stop die regenjas/dat windjack dus zeker in je koffer. En bereid je erop voor: de ene dag lig je te zonnen aan het meer van Furnas, de volgende dag zie je er nauwelijks een hand voor je ogen. En dat geldt voor het hele eiland. Zelfs in de loop van de dag lijken de wolken plotseling van de bergtoppen naar beneden te rollen. Zo zweetten we ons kapot tijdens de steile afdaling naar het Lagoa do Fogo dat lag te blinken in de zon. Na de terugkeer bij ons vertrekpunt verschenen er plots massa’s wolkenslierten. Het meer verdween in een oogwenk in de mist.
Geen watertekort
Regelmatig gaan de hemelsluizen open boven de Azoren. En er is een hoge luchtvochtigheid. Dat zorgt ervoor dat de wandelpaden modderig kunnen zijn. En aangezien er meestal op korte afstand grote hoogteverschillen opduiken, is het wel zo handig om stevige geribbelde wandelschoenen aan te trekken. Kwestie van overeind te blijven op de soms zompige trails tussen het weelderige groen. Bovendien zijn de paadjes ook al eens zo smal dat je eerder in een uitgesleten waterkanaaltje lijkt te lopen dan op een pad. Bij hevige regenval is het in dat geval geriskeerd om de wandeling te doen.
Schitterende watervallen zijn ook nooit veraf op Sao Miguel. Je hebt ze in alle soorten en alle maten. Van heel hoog, krachtig of smal tot een eerder diffuus gordijn van druppels. Maar prachtig zijn ze allemaal. Vaak verscholen op de meest adembenemende plekjes. Ideaal voor het enige echte ‘De kleine zeemeermin’-moment. Omdat we Sao Miguel in de maand april – nog laagseizoen – bezochten, waren we ook vaak alleen bij de watervallen. Een unieke ervaring!
Opvallend en wat surreëel zijn ook de metalen buizen die je tijdens je wandelingen tussen het groen tegenkomt. Zij leiden het water naar de waterkrachtcentrales die her en der verspreid staan.
Groener dan groen
Dit is dé reden waarom je naar Sao Miguel gaat natuurlijk. Door het zachte vochtige klimaat lijk je hier in een soort jungle rond te dwalen. Met reuzenvarens, palmbomen, bananenbomen, laurier, naaldbomen en mossen all over the place. Naast meer vertrouwde flora. Vijftig tinten groen? Het zijn er minstens dubbel zo veel op elke wandeling die je maakt.
Geen wonder dat hier ook de enige theeplantages en ananaskwekerijen in heel Europa te vinden zijn.
Bloemenhagen
Ook opvallend bij je eerste bezoek aan dit prachtige eiland: de bloemenhagen. Sierplanten als camelia’s, azalea’s en hortensia’s omzomen hier de wegen. Ze worden zelfs als haag gebruikt. Voor de hortensia’s waren wij nog te vroeg, maar van de azalea’s en camelia’s konden we volop genieten!
Hot springs en kratermeren
Het meest spectaculair zijn natuurlijk de indrukwekkende kratermeren. Traditionele hoogtepunt vormen de meren bij Sete Cidades, maar ook de klim naar uitzichtpunten bij Lagoa do Fogo of het meer van Furnas zijn dubbel en dik de moeite waard!
Bijzonder zijn daarnaast de natuurlijke warme poelen. Bij Mosteiros en Ferraria baad je bij eb paradijselijk in hot springs tussen de rotsen, terwijl er ondertussen koude stromen vanuit de oceaan binnengolven. Duidelijk: alleen bij eb. Het aanzicht van de woest bonkende golven bij vloed veegde al onze lust tot baden onmiddellijk weg.
Vaak zijn er op zulke plekken ook thermen geïnstalleerd. Al moesten we vaststellen dat de oceaan én de twee afgelopen ‘blijf in uw kot’- coronajaren de infrastructuur duchtig geteisterd hebben. (Verplichte) rust roest, dat kan je hier wel letterlijk zeggen. Maar bij Furnas, Caldeiras en Caldeira Velha is het nog altijd comfortabel baden in het ijzerhoudende warme water. Tip: laat dat witte badpak en die pastelkleurige handdoeken maar thuis. Het ijzer kruipt letterlijk in je (bad)kleren.
En verrassing: het onderaardse hete water wordt ook gebruikt om een potje te koken. Restaurants laten hun ketels met groenten en vlees voor het typische ‘Cozido’-maal zakken in kuilen en komen ze voor etenstijd weer ophalen. Easypeasy.
Hoe ver is het nog?
Sao Miguel is zo’n 60km lang, en van noord tot zuid zo’n 18 km breed. Er wonen pakweg 140.000 mensen op het eiland. De meest voorkomende afstand op onze GPS was … 8 kilometer! Zeker als je ergens in het midden van het eiland verblijft, zijn die afstanden dus heel goed te doen. Al moet ik er wel bij vertellen dat je heel vaak over die 8 kilometer een half uur doet. Omdat het voortdurend klimmen en dalen is. En haarspeldbochten dus nooit ver weg zijn.
Benzinestations zijn er ook niet vaak te bespeuren. Niet dat je daar veel last van hebt. Want de afstanden zijn klein. Dus als je maar een week blijft, is je volgende tankbeurt die bij het vliegveld, als je je auto terugbrengt met volle tank.
En de wegen? Die zijn prima. De meeste asfaltwegen zijn nog maar een vijftal jaar oud. Heel handig zijn de 2 grote autowegen die het eiland van oost naar west en van zuid naar noord doorsnijden. Comfortabel rijden. Vroeger waren de beste wegen voorbehouden voor de kuuroorden: bij Caldeiras en Furnas bespeur je die netjes verzorgde kasseiwegen nog steeds.
Een goeie wegeninfrastructuur, dat is mooi meegenomen. Maar kies toch maar voor een kleine wagen. Want in de dorpen en stadjes, zelfs in Ponta Delgada, kom je al heel snel in smalle straten terecht waar net één auto kan passeren. En niet alleen de straten zijn smal. Ook de voetpaden zijn smal of onbestaande. Echt. Vele dorpen zijn ook heel klein. Reken zo’n dertigtal huizen. Dan is er zo weinig verkeer dat een voetpad niet echt nodig is, zeker?
Picknicken à gogo
Nu we het over infrastructuur hebben: op Sao Miguel is er een groot aanbod van uiteenlopende verblijfplekken. Van high end hotels tot basic bungalows waar je zelf je potje kookt. Voor ieder wat wils dus. Maar verwacht geen winkels, cafés of restaurants buiten grotere steden als Ponta Delgada of Ribeira Grande. Er is echt alleen maar groen. Een flesje water meenemen is geen overbodige luxe. En een multigranenreep voor de mentale of fysieke dipjes kan eveneens van pas komen.
Wel duiken er verbazingwekkend veel picknickplekken op tijdens onze reis. En nog mooie ook. Daar kunnen we in België nog iets van leren!
Katholiek
Wie ‘Portugees’ zegt, zegt ook ‘katholiek’. En dat is in Sao Miguel niet anders. De felwit geschilderde kerkjes met hun donkere ornamenten en hun wanden vol azulejos: je kan er hier ook van genieten. We ontdekten zelfs een soort tweede Bom Jesus do Monte. Met een uitzicht om ‘u’ tegen te zeggen.
En bijna elke gevel in de kleinere dorpen draagt een gekleurde tegel met een afbeelding van de heilige familie, Maria, Christus…, vaak vlak boven de voordeur. Wie het huis binnengaat, geniet in elk geval hoge bescherming.
Pasteis de nata?
Aangezien Sao Miguel Europees is en ook heel erg leeft van de toeristen, zijn er qua eetgewoonten weinig verschillen met de maaltijden die je thuis gebruikt. Maar om zoet te eindigen: het romige, zachtgele lokale gebakje dat typisch is voor het eiland (vooral de streek van Vila do Campo) moet je zeker geproefd hebben. Zacht, zoet en smeuïg – ideaal als opkikker tijdens of na een wandeltocht door het groen. En het heeft ook wel iets weg van de Portugese Pasteis de nata. Maar lekkerder dan.
Klaar om te vertrekken nu? 😉
Ook leuk om te lezen:
Prachtig artikel. Heel mooi eiland.
Absoluut! Ongelooflijk mooie uitzichten hè!